WARM (13-1-21)
WARM (13-1-21)
Een van mijn vriendinnen is geestelijk verzorger in een ziekenhuis. Vrijwel dagelijks gaat ze helemaal ingepakt de speciale corona afdeling op om ernstig zieke coronapatiënten bij te staan. Dat doet wat met haar. Moeilijk, machteloos, appt ze. Ze schrijft dat ze gevraagd is voor de ‘commissie code zwart’, die gaat nadenken over het gevreesde moment dat er keuzes gemaakt moeten worden over wie wel, en wie niet behandeld wordt. Ze doet het natuurlijk, die commissie. Maar ze hoopt zo vurig dat het bij nadenken blijft, en dat de commissie nooit daadwerkelijk in actie hoeft te komen.
Gisteren was het mijn beurt om geheel beschermd, schort, handschoenen, spatscherm en natuurlijk het mondkapje, op bezoek te gaan, op de gesloten afdeling van De Leemgaarde, waar een bewoner naar mij gevraagd had – en waar besmettingen zijn, en ook vier mensen overleden. Gelukkig is de afdeling nu naar alle waarschijnlijkheid in de laatste quarantainedagen. Zo zat ik bij de oude heer, en ik voelde me in die verpakking vreemd verwijderd en afstandelijk. Maar ik was er, en we spraken, ik las uit de Bijbel, we baden, en vooral zongen we, steeds hetzelfde lied, maar dat gaf niets, het was troostend en hoopvol, en het stemde ons beiden dankbaar. Meteen daarna trof ik tot mijn ontroering Corrie, die ik zo lang niet gezien had, en wat was het fijn ook even met háár te kunnen praten, en daarna zei de zuster, als u tijd heeft, zou u dan nog even naar die-en-die, ja alleen als u tijd heeft hoor.
Ik had tijd. Twee uur later fietste ik weer terug naar de Hoflaan. Vervuld van zachtheid om die ontmoetingen van hart tot hart, van verdriet om de eenzaamheid die het gevolg is van wat we nu onder veiligheid verstaan, en wat is dit voor leven, van treurigheid om de zusters die er in hun maanmannetjespakken allemaal hetzelfde uitzien, en hoe moet het zijn om die heel de dag om je heen te hebben, hoe is het om zo de hele dag rond te lopen (zo warm, en zó vermoeiend, zei een zuster) en hoe toch hun liefde voor de bewoners zichtbaar was. Misschien kan ik af en toe eens aan de grote tafel iets doen met álle bewoners, stelde ik voor aan de verzorgende die me uitliet, gewoon heel eenvoudig, wat lezen, wat zingen. Dát zou fijn zijn, zei ze bijna gretig. Het is zo nodig! Juist nu!
Later belde de zorgmanager. Er is zoveel eenzaamheid, zei hij, en zoveel behoefte aan geestelijke bijstand. Juist nu. Binnenkort ontmoeten we elkaar.
En ik bedacht. Opnieuw. Wat is ontmoeten, écht ontmoeten, van mens tot mens, toch een groot geluk. En een zegen.
Marijke van Selm
PS: Ik had de rest van de dag geen fysieke contacten meer. Dat is hoe ik het doe. Eén bezoek of ontmoeting per dag. Met alle geldende voorschriften. Maar dus, bel me gerust als je een afspraak wilt maken. Of gewoon ook zomaar, mag ook. Spreek dan even wat in, als je geen gehoor krijgt. Oké?
|