SPIDERMAN (20-08-24)
SPIDERMAN (20-08-24)
Aan het eind van de middag fiets ik nog even snel naar het dorp, voor een paar boodschapjes. Onderweg zie ik dat de hekken bij de kerk dicht zijn – we hadden afgesproken dat ze voortaan open zouden blijven, maar nog niet iedereen denkt eraan. Ik stap af, en doe ze allebei open. Fijn is dat. Uitnodigend.
Op de terugweg zie ik een groepje jonge mannen in de kerktuin, druk bezig elkaar te fotograferen met de toren en de prachtige deur erop. Zeevarenden, zo te zien uit de Filippijnen. Ze komen bijna allemaal uit de Filippijnen. Of uit India. Het busje van The Bridge, de huiskameropvang voor zeelieden hier in ons dorp, haalt ze op, en dan hebben ze een paar uur. Een paar uur in de gewone mensenwereld, na maanden op een containerschip. Voor boodschapjes, wat rondlopen, gezelligheid.
Ik voel in mijn zak, ja, ik heb toevallig de kerksleutels bij me. Hey guys, would you like to see the church? Yes ma’am, klinkt het verwonderd. Eenmaal binnen verspreiden de mannen zich. Eentje wil de oude Bijbel open, met de platen van Doré. Er worden net als buiten aan de lopende band foto’s gemaakt, van de ramen, van de Bijbel, van het interieur, van elkaar. Maar het meest gebeurt er achterin. Ik zie het niet goed, omdat ik rustig vooraan in een hoekje ben gaan zitten, een beetje afzijdig. Maar achterin, bij de kaarsenbak, daar is het het drukst. Er worden kaarsjes aangestoken, er wordt videogebeld met een vrouwenstem, heel lang, waarbij het aangestoken kaarsje gefilmd wordt.
Hoe lang zijn jullie op zee, vraag ik aan de anderen, die geduldig staan te wachten. Drie maanden, zes, negen. Hun schip ligt een kleine week in de Rotterdamse haven. Eerder gingen ze niet van boord, want de containerschepen meren héél ver van de bewoonde wereld aan en taxis zijn duur. Het is dat het gratis busje van The Bridge ze ophaalt, om wat tijd in Oostvoorne door te brengen – waar de plukjes vaargasten een vertrouwd beeld zijn. Ze hebben nog tot half acht, ze gaan zo nog naar het bos.
Van achteruit de kerk komt de laatste jongeman aangelopen, telefoon in zijn hand, de verbinding met thuis nog open. Kijk, zegt hij, dit is mijn gezin. Ik zie een lachend vrouwengezicht, we zwaaien naar het andere eind van de wereld. Dan komt er een jongetje in beeld die iets roept wat ik niet versta, ik lach maar vrolijk en zwaai nog een keer. Hoorde je wat hij zei? Nee, zeg ik. Hij zei dat hij spiderman is.
Als ik wegfiets zijn de mannen al halverwege op weg naar het bos, dag mannen! Bye ma’am! En ik denk aan dat jongetje, voor wie in onze lieflijke Dorpskerk zojuist een kaarsje is aangestoken, dat spidermanjongetje met een vader op zee. God bless him. En zijn vader.
Marijke van Selm
|