GOD IS OVERAL II (31-5-24)
GOD IS OVERAL II (31-5-24)
Ze had boodschappen gedaan. Teveel boodschappen, want hoe doe je inkopen voor jou alleen, als je het nog maar zo kort geleden altijd voor z’n tweeën deed. Twee ons boontjes. Eén stukje vlees. Je bedenkt het. En dan is het toch weer anders. Of anders. Tevéél. Gewoon teveel. En dan sta je daar, met je volle tassen, met je veel te volle tassen die je nooit zelf hoefde te sjouwen omdat hij dat altijd deed, en je merkt nu ook dat je jas veel te warm is, en alles is teveel, te warm, en het heeft al veel te lang geduurd dat je hier bent. En dan sta je op een parkeerplaats, en je zoekt je auto, maar je ziet hem niet staan. Je herkent deze hele parkeerplaats niet. En opeens ben je zo verschrikkelijk alleen. Zo verschrikkelijk alleen. En dat het altijd zo zal zijn. Met je boodschappen, met je twee ons boontjes, met je veel te warme jas en je veel te zware tassen.
En dan opeens is daar een meisje. Met een roos. Een oranje roos. Ze huppelt naar je toe en geeft hem aan jou. Waarom dan, vraag je verbaasd en ontroerd. Zomaar, zegt ze. Gewoon zomaar. En dan is ze weer weg. En jij staat daar, met die roos in je handen, en opeens is alles anders. Opeens weet je dat je niet alleen bent, en het ook nooit zult zijn.
Achteraf is het een beetje een droom. Die intense verlatenheid. Dat meisje. Dat ‘zomaar’. Is het echt gebeurd? Ja, het is echt gebeurd. Kijk maar, hier is-ie. Een oranje roos, in een vaasje, op de plek waar vorige week nog de kist met haar geliefde stond. Maar dat wonderen gebeuren. En gebeurd zijn. Daarvan zijn we overtuigd. Zij en ik. En nog een heleboel mensen meer.
God is hier en overal. In kerken en kapsalons, in tuincentra en op voetbalvelden. En dus ook op parkeerplaatsen.
Marijke van Selm
|