DOLLEN (20-5-20)
DOLLEN (20-5-20)
Ik ging naar de oude man. Hij is de enige bij wie ik in de laatste weken ben binnen geweest. Tuinbezoek ja, kringgesprek in de kerk ja, dat is er alweer, we komen elkaar letterlijk weer een beetje nader. Maar alleen bij hem kom ik binnen, nu voor de tweede maal. Achterom, door de tuindeur. Twee stappen, en ik zit op zijn bruine lederen bank. Hij aan de andere kant van de salontafel. Twee meter, maar ik zie zijn vriendelijke ogen glanzen.
Heel oud is hij. En ongeneeslijk ziek. Hij leeft zachtjes naar het einde toe. Zijn dagen zijn gevuld met licht en dankbaarheid. Nee, het is niet eenvoudig. Soms moet je moed verzamelen. Maar licht is er, altijd. En dankbaarheid. Hij wacht het einde van mijn vraag niet af: zeker is het leven ook in deze fase de moeite van het leven waard. Meer dan dat!
Zijn vrouw is er niet meer. Kinderen zijn er nooit gekomen. Er zijn twee heel lieve mensen die voor hem mantelzorgen – en die dat als een eer beschouwen. Ze zijn nu op vakantie. ‘Wie zorgt er nu voor u’, vraag ik. ‘Ach dominee’, zegt hij, ‘je moet altijd roeien met de riemen die je hebt.’ ‘Hoe zien die riemen eruit?’ ‘Dankbaarheid’, zegt hij. ‘Optimisme. O, er gaat weleens wat mis hoor, bij het roeien. Dan valt er een spaan uit mijn handen, en die schiet dan door in het water. U weet toch hoe dat gaat, bij roeien?’ Ja, ik weet hoe dat gaat. Ik zie het voor me, opspattend water, wegdrijvend hout. ‘Maar blijven ze wel in de dollen zitten, die roeispanen?’ ‘Ja dominee, altijd. De riemen blijven altijd in de dollen zitten.’
De mooiste ontmoetingen in het pastoraat zijn die waarin je allebei wordt opgetild. Waarin je deelt, en durft te delen. Waarin geluisterd en begrepen wordt. Waarin reizen gemaakt worden, in de tijd, in de eeuwigheid. Waarin je zomaar bij elkaar hoort. Omdat je in dezelfde boot zit, en je opeens beseft dat de riemen altijd, altijd in de dollen blijven. Wat mis ik dit toch, dit elkaar-tegen-komen. Wat zie ik ernaar uit, weer vaker zo bij elkaar te kunnen zijn. En reizen te maken, met wie er ook maar voor me zit. Mag ik dit verhaal opschrijven? ‘Ja dominee, alstublieft, schrijft u het maar op.’
Ook wij, de kerk, maken een reis in deze idiote tijd. Een reis die nog lang niet afgelopen is, een reis met bochten en doorkijkjes die we ons een tijdje geleden niet hadden kunnen voorstellen. We roeien met de riemen die we hebben, en ja, ook bij ons weleens een loze slag, een misslag. We spetteren wat in het rond, het lijkt nergens op. Maar de riemen blijven in de dollen. We herpakken. We sturen een beetje bij. En ook in deze omstandigheden is het leven de moeite waard, en is er elke dag iets om oneindig dankbaar voor te zijn.
Marijke van Selm
|