AL DIE MOOIE BELOFTEN (10-4-20)
AL DIE MOOIE BELOFTEN (10-4-20)
De eeuwige vragen. Waarom dan, wie ben je, waar was je, e.d. Vandaag klinken ze. In de nood van onze wereld. In het beklag Gods, dat schalt door de lege kerk, nadat de kaars is weggedragen.
Ik heb geen antwoord.
‘Al die mooie beloften’ is een gedicht van Rutger Kopland (1934-2012) dat in twee versies verscheen. Gisteren citeerde ik uit de eerste versie. Kopland herschreef dat gedicht, omdat hij het bij nader inzien ‘te christelijk’ vond. En ‘te christelijk’, wie wil dat zijn? Wie zou dat dúrven zijn, op deze dag, op deze avond? Als we het durven zeggen, laten we het dan maar zachtjes zeggen. Nederig. Beschroomd. En laten we anders maar zwijgen. Want wie heeft de moed een antwoord te hebben?
Al die mooie beloften
De grazige weiden, de stille wateren.
ik heb ze gezocht en inderdaad
gevonden, ze waren nog mooier
dan mij was beloofd
prachtig
En in dit liefelijk landschap de zoon
van de maker, aan een boom genageld,
maar geen spoor van geweld
of verzet, alleen maar
vrede, rust.
Zijn lege ogen kijken het landschap in,
om zijn mond spelen eeuwige vragen,
waarom dan, wie ben je,
waar was je, e.d.
Zonder verwijt, hij moet hebben geweten
wat er zou gaan gebeuren.
Ik heb geen antwoord.
Uit: Dit Uitzicht, 1982
|